Triptiek van Aardse IJdelheid en Goddelijke Redding by Hans Memling - c. 1485 - 22 x 15 cm (each wing) Triptiek van Aardse IJdelheid en Goddelijke Redding by Hans Memling - c. 1485 - 22 x 15 cm (each wing)

Triptiek van Aardse IJdelheid en Goddelijke Redding

Olieverf paneelschildering • 22 x 15 cm (each wing)
  • Hans Memling - c. 1430 - August 11, 1494 Hans Memling c. 1485

Dit werk is niet alleen uniek in Memlings oeuvre, het thema en de vorm maken het ook buitengewoon ongebruikelijk voor de kunst van zijn tijd. Lichamelijk onderzoek leert dat we te maken hebben met drie kleine panelen, die aan beide zijden zijn beschilderd maar vervolgens gescheiden. Het drieluikje is echter niet Memlings eerste schilderij met een allegorisch en moraliserend thema, en behoort tot de reeks waarin ook de Allegorie van de Ware Liefde en de Allegorie met een Maagd zijn opgenomen. Het moet een opvouwbaar meditatief schilderij zijn geweest, dat op een kast zou kunnen staan ​​met de vleugels een beetje open. Op de voorkant van het drieluik stond de naakte vrouw in het midden geflankeerd door Dood en de Duivel, elk met een vermanende banderol. De enige werkelijke scène op de achterkant is die van de hemel, die verschijnt tussen emblematische onderwerpen - het wapenschild en de schedel - in de vleugels. De teksten verwijzen naar het einde van de mensheid en de weg naar haar redding. Door de naakte vrouw die in de spiegel kijkt het hoofdtafereel te maken, wordt het werk een erotische Vanitas-allegorie, een motief dat pas in de zestiende eeuw populair zou worden. Het puur erotische karakter van het naakt is inderdaad uitzonderlijk voor zijn tijd. Dit is het enige voorbeeld waarin de vrouwelijke geslachtsdelen onbedekt worden getoond. Deze vrouw, met een diadeem in haar lange haar, die in de spiegel kijkt en onbeschaamd pronkt met haar naaktheid (op de sandalen aan haar voeten na), vertegenwoordigt tegelijkertijd Vanity en Lust. Zij is de antithese van de maagd op het schilderijtje in het Musée Jacquemart-André. Links van haar staat een griffioen, een hondenras dat gewoonlijk voorkomt op schilderijen met als onderwerp huwelijk of lichamelijke liefde. De betekenis van de amoureuze windhonden aan de rechterkant is ook duidelijk. De watermolen, die in Memlings oeuvre steeds zinspeelt op de Menswording en weer prominent in het landschap staat, is hier wellicht bedoeld als contrast met de zondige manieren van het vlees op de voorgrond. De geslachtsdelen van de vrouw in de Vanity-scène komen overeen met de pad - het demonische wezen dat te zien is boven de geslachtsdelen van de Dood. Of dit paneel oorspronkelijk links of rechts van het middenpaneel zat, is op basis van fysieke aanwijzingen niet te achterhalen.