Friedrich Nietzsche by Edvard Munch - 1906 - - Friedrich Nietzsche by Edvard Munch - 1906 - -

Friedrich Nietzsche

olieverf op doek • -
  • Edvard Munch - 12 december 1863 - 23 januari 1944 Edvard Munch 1906

Eerder  in de Woensdaggedachte over Kunst noemden we de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche en zijn romantische benadering van kunst. Vandaag willen we meer van zijn filosofie laten zien en de verbinding die hij had met de symbolisten, die riepen: "Suggereer, beschrijf nooit." T

Munch’s portret van Friedrich Nietzsche biedt zowel een uniek interpretatie van de symoblistische esthetiek als van Nietzsche’s ideeën over kunst en fysiologie en de eeuwige wederkeer.  De kunstenaar hoorde voor het eerst van Nietzsche in een lezingenreeks in Kopenhagen en vervolgens via de Zweedse dichter en criticus Ola Hansson, die de Duitse filosofie populair maakte. Munch begon zoveel mogelijk boeken van Nietzsche te verzamelen als hij kon vinden en al snel werden het er meer dan van zijn andere favoriet Dostoyevsky. Munch ontving de opdracht voor het portret van Nietzsche van een andere bewonderaar, de Zweedse bankier Ernest Thiel, die een "ideeënportret" van de grote man wilde. Het gekke is dat Munch  Nietzsche nooit persoonlijk heeft ontmoet, maar hij kende diens zus en schilderde dit portret met behulp van foto's.

In Nietzsche ontdekte Munch een gedeelde spirituele verwantschap—zij leden beiden aan eenzaamheid, een gebrek aan erkenning en een angst voor waanzin.  Nietzsche’s eigen  werk over kunst en fysiologie viel perfect samen met het temperament en artistieke interesses van Munch; beiden beschouwden pathofysiologie als een onthullende staat, zowel te vrezen als veel gezocht. Kunst en fysiologie speelde een belangrijke rol bij 19e eeuwse Franse en Duitse denkers, die vaak de plaats van de mens in de wereld probeerden te rationaliseren door het ontluikende vak van wat we nu “statistiek” zouden noemen. Met deze grafische weergaven van lichamelijke omstandigheden geloofden denkers als Nietzsche en Munch dat ongrijpbare concepten als bestaan, schoonheid en esthetiek konden worden gevangen en concreet gemaakt, als een soort groots interdisciplinair  ontologisch experiment. Munch vond ook Nietzsche’s concept van de eeuwige wederkeer welwillend voor zijn doelen als kunstenaar. “Van mijn rottend lichaam",  hief Munch stemmig aan, “zullen bloemen bloeien en ben ik in hen en dat is eeuwigheid.”

De constante dialektiek die plaats vond tussen materiële artistieke genialiteit en intuïtieve metafysica laat Nietsche weerklinken in Aldus sprak Zarathustra—“die lange vreemde weg, moeten wij niet eeuwig wederkeren?”—en in  in De Genezende —“Alles gaat, alles keert weder, eeuwig rolt het wiel van het bestaan” Interessant genoeg geeft Nietzsche’s eeuwig wederkeren geen ruimte voor de ziel of de onsterfelijkheid, iets dat Munch, zoon van een religieuze legerarts nooit echt kon verwerpen: "Men moet geloven in onsterfelijkheid".