Vincent Van Gogh - 30 maart 1853 - 29 juli 1890 Vincent Van Gogh - 30 maart 1853 - 29 juli 1890

Vincent Van Gogh

30 maart 1853 • 29 juli 1890
  • Realizm
  • Espressionismo
  • Le postimpressionnisme

Vincent Willem van Gogh (1853-1890) was een Nederlandse post-impressionistische schilder, die behoort tot de beroemdste en meest invloedrijke personen uit de westerse kunstgeschiedenis. In iets meer dan tien jaar maakte hij meer dan 2.100 kunstwerken, waaronder 860 olieverfschilderijen, waarvan het meerendeel in zijn laatste twee levensjaren. Het gaat hierbij om landschappen, stillevens, portretten en zelfportretten. Zij worden gekenmerkt door sprekende kleuren en een dramatische, spontane en expressieve penseelvoering.

Van Gogh werd geboren in Zundert, in de overwegend katholieke provincie Noord-Brabant. Zijn ouders waren Theodorus van Gogh (1822-1885) en Anna Cornelia Carbentus (1819-1907). Van Goghs moeder kwam uit een welgestelde familie in Den Haag. Zijn vader was een predikant van de Nederlands Hervormde Kerk. Vincent was een ernstig en bedachtzaam kind. Hij werd thuis onderwezen door zijn moeder en een gouvernante. Zijn belangstelling voor kunst openbaarde zich al op jonge leeftijd. Als kind werd hij door zijn moeder aangemoedigd om te tekenen. In 1864 werd hij op een kostschool geplaatst in Zevenbergen (ongeveer 25 km ten noorden van Zundert). Hij voelde zich daar verlaten en verzocht herhaaldelijk om terug te mogen keren naar huis. In plaats daarvan stuurden zijn ouders hem naar de middelbare school in Tilburg  (nog verder weg van thuis), waar hij zich zeer ongelukkig voelde. In maart 1868 keerde hij plotseling terug naar huis.

In 1869 wist Van Goghs oom Cent hem een baan te bezorgen bij de kunsthandelaars Goupi & Cie in Den Haag. Na het voltooien van zijn opleiding werd hij in 1873 overgeplaatst naar Londen. Het was een gelukkige tijd voor Vincent; hij had succes in zijn werk en verdiende op 20-jarige leeftijd meer geld dan zijn vader. Na een korte periode in Parijs (1875-1876), waar hij werd ontslagen na enige meningsverschillen met zijn werkgever, keerde hij terug naar huis.

Terug in Nederland omarmde hij de religie en werd hij in toenemende mate  vroom en aangetrokken tot een ascetisch leven. Om zijn religieuze overtuiging en zijn verlangen predikant te worden te ondersteunen, stuurde het gezin hem naar zijn oom Johannes Stricker, een eerbiedwaardige theoloog in Amsterdam. Van Gogh bereidde zich voor op het theologisch toelatingsexamen van de Universiteit van Amsterdam, maar hij zakte voor de test en verliet daarop het huis van zijn oom. In januari 1879 kreeg hij een functie als missionaris in Petit-Wasmes in de kolenmijnstreek de Borinage in België. Om zijn steun te betuigen aan de arme congregatie woonde hij in een hutje, waar hij sliep op stro. Zijn miserabele levensomstandigheden maakten hem niet geliefd bij de kerkelijke autoriteiten, die hem ontsloegen wegens 'het ondermijnen van de waardigheid van het ambt'. In de Borinage kreeg hij belangstelling voor de mensen en de omgeving daar. Hij legde deze vast in tekeningen, de raad van Theo, zijn jongere broer, opvolgend zich serieus met kunst bezig te houden. In november 1880 schreef hij zich in bij de Académie des Beaux-Arts in Brussel, waar hij anatomie studeerde en zich de grondbeginselen eigen maakte van het modeltekenen en de perspectiefleer. Van Gogh ging naar Den Haag om te proberen zijn schilderijen te verkopen en kennis te maken met zijn achterneef, Anton Mauve. Mauve was de succesvolle kunstenaar die Van Gogh graag wilde worden. Mauve nodigde hem uit enkele maanden later terug te komen en raadde hem aan in de tussentijd te werken met houtskool en pastelkrijt. Mauve nam Van Gogh aan als leerling en liet hem kennis maken met aquarelleren en olieverf schilderen. Hij leende hem ook het geld om een eigen atelier op te zetten. Korte tijd later schilderde hij voor het eerst met olieverf, die hij had gekocht met geld van Theo. Hij vond het medium erg mooi en hij schreef Mauve dat hij verrast was over de goede resultaten die hij ermee bereikte. Rond maart 1882 leek Mauve zijn belangstelling voor Van Gogh te hebben verloren en beantwoordde hij zijn brieven niet langer.

In september 1883 verhuisde Van Gogh naar Drenthe. In december, gedreven door eenzaamheid, trok hij in bij zijn ouders in Nuenen, Noord-Brabant. Daar richtte hij zich op het tekenen en schilderen. Hij werkte en plein air en al snel voltooide hij schetsen en schilderijen van wevers en hun hutjes. Begin 1885 bestond er belangstelling van een handelaar in Parijs. Theo vroeg hem of hij schilderijen had die klaar waren om te worden tentoongesteld. In mei 1886 reageerde Vincent hierop met zijn eerste grote werk De aardappeleters. In augustus werd zijn werk voor het eerst openbaar tentoongesteld, in de etalage van de handelaar Leurs in Den Haag. Van Gogh verhuisde in maart 1886 naar Parijs, waar hij het apppartement van Theo in de rue Laval in Montmartre deelde en waar hij in de leer ging bij het atelier van Fernand Cormon. In 1885, in Antwerpen, was hij geïnteresseerd geraakt in Japanse ukiyo-e houtsnede prenten. Hij gebruikte ze om de muren van zijn atelier mee te versieren; tijdens zijn verblijf in Parijs verzamelde hij er honderden van. Nadat hij het zelfportret van Adolphe Monticelli had gezien in de Galerie Delareybarette, gebruikte Vincent een kleurrijker palet en een stoutmoedigere werkwijze, vooral in schilderijen zoals Zeegezicht bij Saintes-Maries-de-la-Mer (1888). Begin 1887 verhuisde Vincent naar Asnières, waar hij Paul Signac leerde kennen. Hij nam elementen van het pointillisme over, een techniek waarbij een veelheid van kleine kleurige stippen op het doek worden aangebracht, die vanuit een afstand bekeken een optisch kleurenmengsel creëren. In februari 1888 had hij genoeg gekregen van het leven in Parijs, waar hij gedurende zijn tweejarig verblijf meer dan 200 schilderijen had gemaakt.

Ziek van de drank en lijdend aan een rokershoest, zocht Van Gogh zijn heil in Arles. Zijn tijd in Arles werd een van de meest productieve van zijn leven. Hij maakte 200 schilderijen en meer dan 100 tekeningen en aquarellen. Het landschap en het licht daar bekoorden hem; zijn werk uit deze periode -waaronder oogsttaferelen, korenvelden, en algemene agrarische beelden van de streek, zijn rijk aan geel, ultramarijn en mauve. Op 7 mei verhuisde Vincent naar het Café de la Gare. Met de eigenaars ervan, Joseph en Marie Ginoux, was hij bevriend geraakt. In 1888 begon en voltooide hij een reeks schilderijen, waaronder Van Goghs stoel, Sterrennacht, Sterrennacht boven de Rhône, Slaapkamer in Arles,  Nachtcafé, Caféterras bij nacht en Vaas met twaalf zonnebloemen. Toen Gauguin er in 1888 in toestemde Arles te bezoeken, hoopte Van Gogh op vriendschap. In afwachting, schilderde hij in augustus zonnebloemen. Na lang aandringen van Van Gogh arriveerde Gauguin op 23 october in Arles en in november schilderden de twee gezamelijk. Gauguin beeldde Van Gogh af in zijn De schilder van de zonnebloemen. De twee kunstenaars bezochten in december 1888 Montpellier, waar zij werk zagen van Courbet en Delacroix in het Musée Fabre. Van Gogh en Gauguin hadden vaak onenigheid; bij Van Gogh groeide de vrees dat Gauguin hem zou verlaten en de situatie ontwikkelde zich snel naar een crisis. Zijn vriendschap met Gauguin eindigde na een conflict met een scheermes, toen hij in woede een deel van zijn eigen linker oor afsneedt. Het precieze verloop van de gebeurtenissen die leidden tot Van Goghs zelfverminking zijn nog steeds onbekend.

Van Gogh kon zich niets herinneren van dit voorval, waaruit mogelijk kan worden afgeleid dat hij leed aan een acute zenuwinstorting. De diagnose in het ziekenhuis luidde: 'acute manie met een gegeneraliseerd delirium' en enkele dagen laten beval de plaatselijke politie dat hij moest worden opgenomen in het ziekenhuis. Gauguin ontvluchtte Arles en zou Vincent nooit meer terugzien. Ondanks de pessimistische diagnose, herstelde Van Gogh en keerde hij in januari 1889 terug naar 'het gele huis' dat hij huurde. In maart sloot de politie het huis af na een petitie van dertig buurtbewoners die hem beschreven als 'le fou roux' (de roodharige gek). Twee maanden later verliet hij Arles en werd hij vrijwillig opgenomen in een verpleeginrichting in Saint-Remy-de-Provence. Zijn depressie hield aan en op 27 juli 1890 schoot Vincent zichzelf met een revolver in de borst. Twee dagen later stierf hij aan de verwondingen. Gedurende zijn leven had Van Gogh weinig succes en werd hij vaak gezien als een dwaas en een mislukkeling. Hij werd beroemd na zijn dood en leeft in de publieke verbeelding voort als het typische voorbeeld van het niet begrepen genie.