Kunsthistorisches Museum Kunsthistorisches Museum

Kunsthistorisches Museum

1010 Wenen, Oostenrijk

Het Kunsthistorisches Museum in Wenen (ook vaak het Museum voor Schone Kunsten genoemd) is niet alleen het belangrijkste Oostenrijkse museum, maar ook een van de grootste musea ter wereld. Samen met het er tegenover gelegen Naturhistorisches Museum, dat een soortgelijke bouwwijze heeft, en het monument voor Maria Theresa tussen de beide gebouwen, vormt het een stedelijke eenheid. De opdracht voor het gebouw werd in het kader van een stadsuitbreiding gegeven door keizer Franz Joseph I. Het monumentale gebouw was niet alleen bedoeld om daarin de kunstschatten onder te brengen die de Habsburgers in de loop van de eeuwen hadden verzameld, maar ook om die collectie op een passende wijze te kunnen tentoonstellen. Beide musea werden gebouwd tussen 1872 en 1891, naar ontwerpen van Gottfried Semper en Karl Freiherr von Hasenauer. Elk van de gebouwen is voorzien van een achthoekige 60 meter hoge koepel. Op de koepel van het Kunsthistorisches Museum staat een bronzen beeld van de Griekse godin van de wijsheid Pallas Athene, ontworpen door Johannes Benk, als de beschermvrouwe van de kunsten en wetenschappen. De wanden, die overwegend zijn opgetrokken uit kalksteen, zijn versierd met zuilen. Het interieur van het gebouw is rijkelijk gedecoreerd met marmer, stucwerk, bladgoud en muurschilderingen. Keizer Franz Joseph I opende het museum op 17 november 1891 en enige dagen laten stelde het zijn deuren open voor het publiek.

Tegenwoordig beschikt het Kunsthistorische Museum (KHM) ook over de collecties in de Neue Burg, het Oostenrijkse Theater Museum in paleis Lobkowitz, het Wereldmuseum, de Theseustempel in de Volksgarten, de schatkamer in de Hofburg en het Museum voor Keizerlijke Voertuigen in een bijgebouw van het Schönbrunn paleis. Eén afdeling bevindt zich in het Ambras kasteel in Innsbruck. In het hoofdgebouw van het KHM bevindt sich de collectie van Egypte en het Nabije Oosten (met ruim 17.000 voorwerpen, waaronder de rijk versierde offerkapel van Ka-ni-nisut uit het oude Egyptische rijk), de collectie Griekse en Romeinse oudheden (circa 2.500 voorwerpen worden permanent tentoongesteld, waaronder unieke antieke gesneden stenen en de goudschat van Nagyszentmiklós), de Weense Kunstkammer (met ruim 2.200 schitterende kunstvoorwerpen, zoals de hooggeprezen Sailera van Benvenuto Cellini), de muntcollectie (met circa 600.000 voorwerpen uit drie millennia behoort het tot de vijf grootste en belangrijkste muntcollecties ter wereld) en de Schilderijengalerij. Het hart van de schilderijencollectie en de belangrijkste aandachtsgebieden zijn de Venetiaanse schilderkunst van de 16e eeuw (Titiaan, Veronese, Tintoretto), 17e-eeuwse Vlaamse schilderijen (Peter Paul Rubens, Anthony van Dyck), vroeg-Nederlandse schilderkunst (Jan van Eyck, Rogier van der Weyden) en Duitse renaissance schilders (Albrecht Dürer, Lucas Cranach). Tot de andere hoogtepunten van de Schilderijengalerij behoort werk van Pieter Bruegel de Oude, een wereldwijd unicum, maar ook meesterwerken van Johannes Vermeer, Rembrandt, Raphael, Caravaggio, Velasquez en Italiaanse schilders uit de barok.