Zelfportret in een hoed by Paul Gauguin - 1893 - 38 x 46 cm Zelfportret in een hoed by Paul Gauguin - 1893 - 38 x 46 cm

Zelfportret in een hoed

Olieverf op doek • 38 x 46 cm
  • Paul Gauguin - 7 juni 1848 - 8 mei 1903 Paul Gauguin 1893

Toen Gauguin op 1 september 1893 na zijn eerste verblijf in Polynesië naar Parijs terugkeerde, besloot hij zijn werken uit Tahiti te presenteren in de hoop zijn "woeste" schilderkunst te rechtvaardigen. Zijn pogingen waren niet geheel succesvol.

In november bood hij een schilderij aan het Musée du Luxembourg aan, maar het werd geweigerd. Ook een tentoonstelling van zijn grootste Tahitiaanse meesterwerken was niet zo succesvol als hij zou hebben gewenst. Enkele schilders en critici zoals Degas, Jarry en Natanson steunden hem, maar de steun van de meerderheid van de kunstenaars was zeer vrijblijvend. Dit zelfportret lijkt een antwoord op deze tegenslagen, een hernieuwde bevestiging van zijn rebelse geest.

Achter hem - als spiegelbeeld - plaatst Gauguin de beroemde Manau Tupapau, naar zijn mening het belangrijkste en significantste werk van zijn verblijf in de Stille Oceaan. Hij portretteert zichzelf in het "getahitianiseerde" decor van zijn nieuwe atelier dat hij in geel en olijfgroen heeft laten schilderen. De blauw-gele sarong rechts herinnert ons eraan dat het vol staat met exotische snuisterijen. Het beeld dat hij ophangt is dat van een ongetemde kunstenaar, met "primitieve" trekken, wiens ruwheid wordt benadrukt door de eenvoudige penseelvoering en het ruwe materiaal van het doek. Op de achterkant van het schilderij heeft Gauguin het licht verwrongen gezicht geschilderd van zijn jonge vriend William Molard (1862-1936). Molard was een Wagner-musicus en had banden met de Europese bohemien-kunstenaars van Montparnasse uit die tijd, van wie sommigen, zoals Strindberg en Durio, zouden helpen om het werk van Gauguin onder de aandacht van het publiek te brengen.

De twee kanten van het schilderij geven een goed overzicht van de winter van 1893-1894, toen de schilder in Parijs was. Deze korte periode legde de basis voor de introductie van het primitivisme in de Europese kosmopolitische avant-garde rond de eeuwwisseling.